zondag 30 maart 2008

De Epidemie


DRIE NEDERLANDSE STAGIAIRES KWAMEN naar het dorpje in Luangu om goede werken te doen, en dat deden ze. In het begin was nog onduidelijk wat, maar een Nederlandse stagiaire kan en weet nu eenmaal meer dan tien dorpsoudsten, dat is algemeen aanvaard. In het dorp staat een school. De drie waren stagiaires van de sociale academie - niet van de kweekschool – en kenden natuurlijk nog geen woord van de Saamakataal. Maar lesgeven op een rimboeschooltje kan iedereen wel dus dat deden ze.

In de morgenuren waren ze op school, maar na schooltijd waren ze vrij. Dan zaten ze in het toeristenkamp waar ze waren ingekwartierd en werden aangestaard door de dorpskinderen. Voor gewone toeristen hebben de dorpskinderen nog schroom, maar deze stagiaires waren al wat vertrouwder. Dus al spoedig zaten ze op schoot en onderzochten ze of die zachte haren wel echt waren, of die kaolienwitte huid niet afgeeft, en ze peilden de ondoorgrondelijke diepten van blauwe kattenogen. Dorpskinderen zijn goed in het aanstaren en op schoot zitten want de gezinnen zijn groot en de aandacht is verdund, er valt in het dorp geen moer te beleven en er zijn geen taboes op het aanhalen van vreemde volwassenen.

Een van de kinderen had nogal wat bloed aan zijn voet. Hij was die nacht afgetapt door een vampiervleermuis. Het zag er dramatisch uit, maar het joch had er geen probleem mee: de vampier heeft naaldscherpe tandjes, de beet is pijnloos, het wondje is schoon, alleen blijft het nog lang nabloeden door de anti-coagulant in het vampierspeeksel. Nu hebben Hollandse stagiaires en toeristen altijd deugdelijke reis-EHBO-dozen bij zich – vol vette watten, driekante doeken, tekentangen en natuurlijk ook pleisters. Het bloederige teentje kreeg dus een keurige pleister en een kusje tegen de schrik. Daarna dribbelde het joch weg, snoepje in de vuist geklemd.

En nog geen uur later was hij terug, nu met drie broertjes en zusjes, allemaal met zere teentjes. Omdat vampieren nogal zeldzaam zijn, moest geïmproviseerd worden. Maar een schaafwond en een etterende schram van zo'n liaan met kartelrandjes bleken ook goed voor een pleister en een snoepje. Het zusje had niets beters dan een jarenoud litteken, maar de stagiaires wilden niet discrimineren dus dat telde ook.
De volgende dag waren er acht kinderen.
De daarop volgende dag zeventien.
En het ging maar door.

DRIE MAANDEN DUURDE DE STAGE, toen waren de goede werken verricht en werd het tijd voor verslaggeving en evaluatie. Wat was er nou eigenlijk bereikt? Wel, er was een epidemie onderdrukt. De drie stagiaires waren gelukkig net op het goede moment gekomen, zo bleek uit het evaluatiegesprek op school. Ik hoorde dit verhaal van de bovenmeester en wilde er een stukje over schrijven want succesverhalen zijn schaars. Ik ging dus naar de polikliniek om de feiten na te trekken.
Inderdaad, de broeder kende de drie stagiaires wel. Elke dag zag hij hen langslopen, van het toeristenkamp naar de school en terug. Maar ze waren nooit langsgekomen voor een praatje. Ook niet om even te controleren of rabiës dreigt. En van een epidemie had hij niets gemerkt. Maar dat bewijst natuurlijk alleen maar dat de Medische Zending slecht functioneert.

Daarom deze oproep aan alle toeristen die van plan zijn Luangu te bezoeken. Er heerst daar een epidemie van vampierbeten, schaafwonden, schrammen en littekens, en dergelijke. De lokale polikliniek kan het niet aan. We zoeken dus vrijwilligers. Breng goedgevulde EHBO-dozen mee, en snoepjes. Medische kennis is niet vereist.
Bij voldoende animo organiseren wij ook andere doe-vakanties: lesgeven, brillen aanmeten (bij vrienden en familie eerst afgedankte brillen inzamelen), dorpshoofden assisteren bij het besturen van hun stamdorpen.

1 opmerking:

Anoniem zei

Pleisters plakken is natuurlijk gewoon ook alleen maar gezellig.