zondag 27 mei 2007

Baas boven Baas



HET WAS IN AKWAUKONDE, en er zou iets ceremonieels gaan gebeuren. Het doet er nu niet toe wat, het gaat om het voorspel. Halverwege de middag verzamelen alle mensen zich op het dorpsplein voor het lijkenhuisje, in afwachting op wat gebeuren gaat. Er is geen vast tijdstip voor; gedurende de middag komen er gewoon steeds meer mensen.

De jongemannen zitten op een kluitje om straks verveeld en wereldwijs door paarse zonnebrillen toe te kunnen kijken, zoals het jongemannen betaamt. De meisjes zijn in hun mooiste kleren, met een doek om hun middel geknoopt en zij staan in een rij voor het lijkenhuisje. Het is duidelijk dat ze zijn gekomen om seketi-liederen te zingen, maar dat lukt niet erg. Want zeven jongetjes van rond de zes jaar hebben de trommels in bezit genomen, en beuken daar wat op. Het lijkt nergens op, ze slaan maar wat raak maar ze storen toch.

Ik tel tussen de tachtig en negentig meisjes en jongevrouwen, van wie meer dan de helft zichtbaar klaar staat voor de seketi: allemaal in hun mooie kleren met een doek om de middel geknoopt en in een rij, en af en toe wordt er een beginnetje gemaakt. Maar de zeven jongetjes zijn hen de baas want trommels maken nu eenmaal meer lawaai, zeker als je er met een stok op mept.

Zes oudere mannen zitten verderop. Geen van hen grijpt in, geen van hen vertelt dat volgens de traditie de vrouwen nu seketi moeten zingen, geen van hen vertelt de jongetjes dat zij zo de trommels kapot slaan. Op de langadoon mept men niet met stokken en op de apinti al helemaal niet. Maar kinderen in Saamaka hoeven zich maar aan één regel te houden: *alles mag*, en wie deze regel overtreedt wordt genadeloos afgeranseld met een zweep – soms. Maar vandaag niet.

De meisjes zoeken versterking, en vragen mij te gaan dansen op hun seketi. Dat is een slimme zet, want wie een man zo gek krijgt te gaan dansen op seketi, die heeft gegarandeerd alle aandacht. Maar ik weiger – ik ben geen toerist. Laat ze dat maar zelf uitvechten, vijftig vrouwen kunnen toch wel zeven kleine jochies de baas.
Nee dus. Een half uur gaat de strijd gelijk op. De vrouwen zijn in de meerderheid, maar de jongetjes hebben het voordeel dat zij maar wat raak meppen en zich dus niet van de wijs laten brengen.

Ik blijf kijken want dit intrigeert me. En seketi is op zijn mooist als het wat aarzelend gaat. Vooral als het een nog verse dorpsroddel is, dan proeven de zangers de melodie en het ritme nog – een gelikte voorstelling hoort gewoon niet bij seketi. Ik zit erbij, luister en geniet.

MAAR DAN BEGINT HET officieel. Een grafdelver schiet een geweer af en host wat rond. Meer en meer mensen verzamelen zich, ook de dorpsoudsten. Eigenlijk zou de seketi nu op zijn hoogtepunt moeten zijn. En dat is ook zo. Want de roedel jongens van tien tot vijftien jaar komt aangebeend, recht op de trommels af. De kleinere jongetjes vluchten direct weg. Hun oudere broers keuren hen met geen blik waardig, en beginnen kawina te slaan. De deindein doet dienst als kawina, de langadoon kan passeren als timbaal, de apinti past nergens bij maar dat geeft niet en ze hebben zelf ergens een soort skraki met een oude rijstzak als vel opgeduikeld. Want dat is het mooie van kawina: als je maar genoeg lawaai maakt, klinkt het altijd geweldig. Ook al slaat het als een houwer op een emmer.

De seketi heeft geen schijn van kans nu. Meer dan honderd vrouwen inmiddels, verslagen door vijf pubers.

1 opmerking:

Anoniem zei

Dit verhaal doet mij verlangen naar mijn mooie binnenland.
U beschrijft het op zodanige manier,dat ik vol nostalgie terug denk aan mijn binnenland.
Ik ben nu al fan van u!

Give thanks!