zondag 3 juni 2007

De Daf Truck



IK MOET NAAR Paramaribo. Op Atjoni staan drie DAF-trucks, twee busjes en een grote dubbelcabine-pickup. Iedereen wil met de DAF-truck van het Nationaal Vervoersbedrijf (NVB) mee, want die kost maar 16 SRD. Die is dus altijd als eerste vol en we zijn te laat.
De Coasterbus is voor een kudde toeristen, niet voor ons. De dubbelcabine wordt volgeladen met hout, dus ook een charter. De keus gaat dus tussen de minibus en twee DAF-trucks. De andere passagiers van onze korjaal willen met de minibus mee: die glimt en rijdt harder. Ik niet. Met elf passagiers en vracht op het dak stuurt zo'n ding als een fiets met losse spaken, maar dan veel harder en over een glibberige weg. Een DAF-truck is veiliger. Die is tenminste ontworpen op vracht. En bij een eventuele botsing is hij altijd de winnaar. Iedere Surinaamse weggebruiker weet dat en houdt eerbiedig afstand. Ik klim dus op de tweede DAF-truck.

Tegen elf uur is die volgeladen. Maar er is vertraging. Ergens in de lading ruikt het naar marihuana, en dat vervoeren de chauffeurs niet graag: bij een eventuele wegcontrole claimt niemand die en dan draait de chauffeur ervoor op. Maar ongeduldige passagiers schelden wat, dus besluit de chauffeur dat het te veel werk is om de wagen weer uit te laden, de bijrijder krijgt instructie om in het vervolg beter op te letten en we vertrekken toch maar zo.
Er zijn 39 zitplaatsen en 52 passagiers en in dit seizoen is er weinig vracht voor Paramaribo. We zitten ruim. Ik heb een heel stoeltje voor mij alleen en plaats voor mijn voeten, en naast mij zit een slanke jongeman: ik had ook een partij planken onder de stoel kunnen treffen en een brede dame met twee kinderen op schoot.

DAF trucks zijn veel gezelliger dan minibusjes: geen geluidsinstallatie, we kunnen vrij praten. Eerst de familieberichten: wie dood is, en wie het met wie doet – best wel interessant maar ik zal het hier maar niet opschrijven.
Vanaf het Chinezenkamp is er zwaar transport van steenslag en hout en de weg is kapotgereden. Onze snelheid daalt, er zijn hele stukken waarop een hardloper de wagen zou kunnen inhalen. Het gesprek gaat daarom nu over de weg: dat het een schande is. Wat een schande is, dat wordt niet goed uitgewerkt, maar dat is meestal zo.

EVEN VOORBIJ HET goudzoekerskamp White House stoppen we: een wiel zit los. En in Brownsweg leent de bijrijder wat gereedschap en draait een lek in de remleiding dicht. Dat dient slechts om de dure remolie te sparen: de remcilinder hangt los aan een touwtje dus de chauffeur mag toch niet remmen. Dit leidt tot het onderwerp van het onderhoud, en dat heeft te maken met geld.
Een rit van Atjoni naar Paramaribo kost 35 SRD, en iedereen klaagt daarover. Ik niet. Vergelijk dat maar met de ritprijs naar Albina. Goed, naar Albina rijdt men over asfalt in een glimmend nieuw busje, niet in een opgelapt wrak, ver over de economische levensduur heen. Nou en?

Wie denkt dat zo'n opgelapt wrak goedkoper rijdt, die begrijpt niet wat 'economische levensduur' betekent. Na twintig, veertig jaar is zelfs de degelijkste DAF-truck op. Deze is door Nederlanders afgeschreven en als een Nederlander iets afschrijft, dan is er echt geen winst meer uit te persen. Onze chauffeurs zou ook liever in een glimmend vehikel rijden dan elke dag opnieuw te moeten vrezen dat hij zijn broodwinning nu voorgoed ergens onderweg moet achterlaten. Maar het geld zit er gewoon niet in.

Geen opmerkingen: