zondag 10 februari 2008

De Hulpjunk en de Fundamentalist


IK MOEST WEER NAAR Paramaribo, en de weg is lang en saai. Er was zo’n notoire hulpjunk in de bus gestapt: zo iemand die door hulpverleners steeds weer duurzaam geholpen wordt. Ik ben blank en alle blanken hier zijn hulpverleners. Deze hulpjunk was dus naast mij neergestreken en ik vreesde al een bedelpartij in dat afschuwelijke hulpverleners jargon, vol slecht omschreven woorden als ‘eco’, ‘duurzaam’ en ‘gemeenschapsontwikkeling’. Die bedelpartij zou vijf uur duren want zo lang is de weg. Maar toen stapte een andere blanke in. Die sprak geen Saamaka en moest dus maar naast mij zitten en de hulpjunk moest een plaats opschuiven. Ik blij dus.

De vreemdeling bleek Amerikaan, leraar Engels, tevens verkondiger van Gods woord en hij vroeg me direct of ik mijzelf als een Christen beschouwde. Wel, ik herken deze calvinistische controlevraag wel dus ik antwoordde braaf: “Nee, ik bestudeer de Schrift, ik probeer Goed Te Doen en laat het verder aan God om mij als Christen te beoordelen of niet.”
Waarop ik direct werd geïdentificeerd als Vijand: “Je bent materialistisch, het kan je niet schelen dat je naar de hel gaat.”
Niet of, maar dat ik naar de Hel ga. Wij hadden pas vijf minuten gesproken maar Gods raadsbesluit over mij kende hij al. Thuis in de dubbele predestinatieleer was deze calvinist dus niet. Later in het gesprek leerde ik dat niet alleen ik, maar ook alle hernhutters, katholieken en Europeanen verdoemd waren.

WE HADDEN VIJF UUR te gaan. De hulpjunk wachtte op een gaping in ons gesprek. Een hulpjunk is net zo vervelend als een dronkelap want hun argumenten zijn even glibberig – dan is een schriftgeleerde toch aangenamer gezelschap. Daarom probeerde ik toch maar voor cryptochristen door te gaan. Ik pochte met mijn ontwikkelingswerk en verklaarde me voor behoud van Gods ecologische schepping. Dan zit ik toch goed voor christelijke kout, dacht ik.
Helemaal fout.
Ontwikkelingswerk is hovaardig want alleen God mag helpen.
Natuurbehoud is futiel want Jezus komt spoedig en dan zal Hij de rotzooi wel weer op orde brengen. Er is trouwens helemaal geen ecologisch probleem: de aarde kan met gemak alle christenen aan en de anderen horen er gewoon niet.
Ons gesprek stokte.
Dat vonden we beiden jammer: hij omdat er niemand anders was die Amerikaans verstond en ik vanwege de hulpjunk. Om de conversatie gaande te houden verklaarde ik mij tegen geweld – dat was Jezus toch immers ook?
“Het zijn de pacifisten die alle oorlogen veroorzaken”, poneerde hij daarop. En hij lichtte dat toe: een sterke Amerikaanse defensie met veel atoomwapens kon de christelijke waarden verdedigen; als alle ongelovigen eenmaal waren uitgeroeid zou er nooit meer oorlog zijn. Hij gebruikte meer woorden; ik vat het maar even samen maar hij bedoelde het niet als grap: gelijk Jozua het Beloofde Land van Kanaänieten had gezuiverd, evenzo zou hij helpen na Gods startsein de aarde van ongelovigen te zuiveren.
Deze mensen bestaan dus echt.

Dat was even voorbij Kraka. Tussen Powakka en Paramaribo stokte onze conversatie. Hij had zijn statement gemaakt, en ik was te overdonderd om door te vragen.
De hulpjunk had niets verstaan van ons debat, maar begreep genoeg van de toon dat ik even niet vatbaar zou zijn voor een ecoduurzaam gemeenschapsontwikkelingsproject.
Bij het uitstappen deed hij een laatste poging, maar ik veinsde te druk te zijn met mijn bagage. Toen de wagen wegreed, zag ik hem Gods dienaar aanspreken. Ver zal hij niet komen met zijn hulpverlenerjargon, maar hij is slim genoeg om dat snel te merken en over te schakelen op Gods Woord.

Straks weer een bekeerling, halleluja. En een project.

Geen opmerkingen: