maandag 6 augustus 2007

Het Bofu Feest



INEENS HOORDE IK GEJOEL bij de landingsplaats. Even later kwamen kinderen langs rennen, opgewonden gillend. Toen renden vrouwen de andere kant op, in één hand een bekken, de andere ondersteunde de borsten. Want rennen zonder beha of met een ongecompliceerde beha valt rennen niet mee, maar ze deden het toch maar.
“Wat is er aan de hand?” vroeg ik een langs rennende puber, die ook al opgewonden was, hoewel men op zijn leeftijd chronisch verveeld dient te zijn: er was dus echt iets aan de hand.
“Bofu!” riep hij terug. Ik begreep er niets van.
“Bofu!” gilde een andere, ter verduidelijking.
“Bofu! Bofu! Bofu bofu bofu!” dansten een stel kleine kinderen, op twee voeten om me heen hoppend van de opwinding.
“Adjaguma heeft gisteravond een bofu geschoten”, verduidelijkte de oude man met wie ik aan het praten was. “Vanmorgen zijn ze die gaan ophalen. Heb je de motor niet gehoord, ze zijn net teruggekomen.”
“Ga er maar gouw heen, anders ben je te laat.”
“Komt u ook?”
“Nee, ik eet geen vlees.”

Ik liep in de richting van het lawaai en zo kwam ik bij de vergaderhut, midden in het dorp. Toen werd net de derde teil met bloederige brokken binnengebracht – een bofu is een groot beest. Al meer dan honderd mensen stonden in en om de vergaderhut, tot op het hekje van het podium hing een tros kinderen, vrouwen klapten en zongen, en twee jongedames stonden met schuddende billen banamba te dansen tussen de teilen vlees. Een basia kwam met een bijl en hakte de hompen vlees in kleinere brokken, en verdeelde die. Een voor een kwamen de vrouwen en meisjes naar voren met hun glimmende bekkens. Het was een opgewonden chaos, dit bofufeest, maar de verdeling van het vlees ging heel ordelijk: er werd niet geruzied over wie het grootste stuk kreeg of zo. Basia wenkte mij nabij, en ook ik kreeg een homp vlees.

IK BLEEF NOG EEN TIJD staan kijken en dacht na over het verschil in aanpak. Als op een boerderij en Nederland een varken wordt geslacht (het mag officieel niet meer, maar er mag zo veel niet), dan wordt het vlees ingezouten, tot worsten vermalen en gerookt om er maandenlang van te kunnen genieten. De buren hoeven er niets van te weten. Maar hier in Saamaka worden de buren juist geroepen, er wordt een groot feest gemaakt en morgen is alles op.

Vroeger dacht ik dat de Hollandse manier beter was. En in een guur land van beijzelde kwelders is dat misschien ook wel zo: wie de winter ingaat zonder kelder vol zuurkool en de schoorsteen vol worsten haalt het voorjaar niet. Wie spaart die heeft wat en wie geen pensioenverzekering heeft, heeft later een probleem. Zo heb ook ik dat geleerd. Maar toen ging ik naar Paramaribo, met een klimaat waar wat niet verrotten kan, wel verroest en de rest gaat naar de dieven en de inflatie. En Saamaka, midden in het tropisch regenwoud, is tweemaal zo vochtig als Paramaribo. Ik heb veel ingezouten vlees, pindakaas, bruine bonen, kleren waar het weer in zat, hard geworden drijfriemen, natte lucifers en computers, en beschimmelde snijolie weggegooid - allemaal netjes ingeslagen en opgeslagen want wie spaart die heeft wat. Een vuilnisbak vol.

De volgende keer dat ik een hoop geld verdien, koop ik geen gereedschap, maar een krat rum en organiseer een groot feest. Wie weet, als ik over twintig jaar hulp nodig heb, misschien herinnert iemand zich dat feest. Misschien ook niet.

Geen opmerkingen: