zondag 29 juli 2007

Rotzooi



VIER MEISJES TUSSEN DE NEGEN en veertien jaar oud peddelden na school de rivier over en kwamen voor mij koken. Ach, het is ook eigenlijk best wel gezellig en ik raak weer eens helemaal op de hoogte van wat er allemaal omgaat in het dorp want meisjes roddelen toch net iets anders dan jongetjes of volwassenen.
Niet dat ze daar voor komen: ze komen op mijn sojabrokken af; alle kinderen hier hebben een onverzadigbare honger naar proteïnen. En de enige reden waarom zij een half uur bij mij blijven is dat het zo lang duurt om sojabrokken te bakken. De meisjes hadden ze liever direct rauw meegenomen om thuis te bakken, maar dat mag niet van mij. Gasten worden gespijzigd, maar voedsel uitdelen doe ik niet – het is geen verkiezingstijd en ik ben geen politicus.

Dus zodra de rijst is aangebrand, de sojabrokken half gaar zijn en het zout vergeten, verdelen de meisjes hun buit. Dat geeft ruzie, en zowat de helft van de rijst valt daarbij op de grond. Selaia wint die ruzie – zij is wel de kleinste maar bij meisjesruzies wint de grootste niet automatisch. Als de ruzie over is, wordt de zo moeizaam verdeelde buit weer samengevoegd in dat ene pannetje dat ze hebben meegenomen en de meisjes rennen weg. Want meisjes die in het openbaar eten, dat is toch onfatsoenlijk; eten doen meisjes in afzondering. Pikitia komt nog even terug om haar schoolbloes te halen, die was ze nog vergeten, en dan rent ze weer weg, de anderen achterna.

En ik blijf achter met dat restje aangebrande rijst dat nog in de omgevallen pan aangekoekt zit en drie sojabrokjes – die hebben ze voor mijn maaltijd opzij gezet. En met een onvoorstelbare rotzooi. Er ligt spijsolie op mijn schrijftafel, op het zitbankje liggen peperzaadjes (heel oncomfortabel) en de beroete groentenpan staat op het opengeslagen boek dat ik aan het lezen was voordat ze kwamen. En mijn boekenkist is helemaal overhoop gehaald.

IK BEGIN DE ROTZOOI MAAR weer op te ruimen. En dan ontdek ik dat mijn zaklantaarn weg is. Moet ik de meisjes achterna peddelen? Ze zijn nu al in het dorp terug, en daar wordt het zon publieke zaak – moeders en tantes, dorpshoofden zelfs die zich er mee bemoeien en de meisjes worden dan extra hard gezweept want stelen van Menno is erger dan gewoon stelen, dat weet een ieder. Wil ik dat, kindermishandeling? Nee. Weet ik het wel zeker, dat ze gestolen hebben?
Ik haal opnieuw het hele huis overhoop, en vier uur later weet ik het echt zeker: de zaklantaarn is foetsie. Kan ik dit negeren? Nee, als er eenmaal een precedent ligt van een geslaagde diefstal, dan is het hek van de dam en kan ik geen kinderen meer in huis toelaten. Het is een probleem, vele malen groter dan de waarde van de zaklantaarn.

Ik besluit het op te lossen via de andere kinderen. Eh - o ja, waar is mijn zaklantaarn toch. Helpen jullie even mee zoeken, hij moet hier ergens liggen. Als ik dat zo losjes tegen de volgende groep bezoekertjes vertel, dan wordt dat wel doorgeroddeld in het dorp. Menno is zijn zaklantaarn kwijt.Dan herinnert iemand zich wel dat iemand anders net een nieuwe zaklantaarn heeft, en die gaat klikken. De kinderen hebben hun eigen sociale controle, en als het om niet-eetbare waar gaat, dan krijg ik het vaak wel terug.

Maar gelukkig is het loos alarm. Twee weken later vind ik de zaklantaarn terug. De meisjes hadden hem achtergelaten in de ton met sojabrokken. Aangeschakeld, twee weken lang. Kapot dus - maar gelukkig niet gestolen.

Geen opmerkingen: